Leefbaarheidsstudie |
IRIS CONSULTING - DHV MI |
6. Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies Milieutechnische leefbaarheid De milieutechnische leefbaarheid werd onderzocht voor drie scenario's qua havenontwikkeling (als alternatief voor de invulling van het Strategisch Plan, waarin op de site van Doel een tweede containerdok ingetekend is):
Het milieutechnisch onderzoek heeft uitgewezen dat de leefbaarheid van de woonkern Doel in geen enkel van deze drie scenario's fundamenteel in het gedrang komt. Desgevallend zijn een aantal milderende maatregelen nodig, die evenwel niet alleen aangewezen zijn in functie van de leefbaarheid van Doel, maar ook algemeen in het kader in duurzame ontwikkeling. Voor een aantal deelaspecten stellen zich mogelijk problemen in de huidige situatie, maar deze situatie zal niet fundamenteel verslechterd worden door de havenuitbreiding. Indien de huidige situatie acceptabel geacht wordt, kan dus geconcludeerd worden dat de woonkern Doel leefbaar is in de drie scenario's. Voor het aspect lucht (geur en stof) gelden afstandsnormen rond Doel waarbinnen bepaalde industriële activiteiten omwille van hun milieuhinder niet zouden mogen gevestigd worden (deze activiteiten dienen op die plaats ten andere reeds geweerd te worden omdat ze binnen de veiligheidszone van 1800 m rond de kerncentrale vallen). Activiteiten die stoffen produceren waarvan de concentratie de grenswaarden nu reeds overschrijdt of benadert (zwaveldioxide, waterstofsulfiden), moeten geweerd of aan de bron aangepakt worden. Wat industriegeluid betreft, hangt de beoordeling af van de norm die men hanteert. Om bij een gemiddelde geluidsproductie op de haventerreinen van 65 à 70 dB(A) per m² aan de wettelijke norm van woongebied binnen 500 m van industriegebied te voldoen (45 dB(A) LAeq bij nacht), zijn geluidswerende maatregelen nodig, die een grote ruimtelijke impact hebben: de aanleg van een geluidswal rond het haventerrein van bijna 23 m hoogte boven het maaiveld van de polder, die tot op ca. 300 m van Doel reikt. Een nachtelijk geluidsniveau van 55 dB(A) LAeq in Doel - wat als de bovengrens voor een leefbare situatie kan beschouwd worden - is in principe wel haalbaar in Doel zonder aanleg van een geluidswal. In dat geval moet mogelijk wel geluidsisolatie uitgevoerd worden aan de woningen. Potentiële overlast van verkeersgeluid (overigens niet te verwachten) kan veel gemakkelijker, nl. met een scherm van enkele m hoog, opgevangen worden. Overigens zal er in alle scenario's op het vlak van geluid een zekere verslechtering optreden t.o.v. de (zeer gunstige) huidige situatie. Het aspect externe veiligheid levert mogelijk wel onleefbaarheidsproblemen op voor Doel, die op het conto te schrijven zijn van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de scheepvaart op de Schelde, de industrie op de Rechteroever en de kerncentrale. Deze problemen zijn echter in de huidige situatie reeds aanwezig, en zouden door de havenontwikkeling in de drie scenario's niet of slechts marginaal verslechterd worden. Bovendien overstijgt het het niveau van Doel: de "onleefbaarheid" als gevolg van de veiligheidsrisico m.b.t. scheepvaart en industrie gelden ook voor Kallo, Zandvliet, Berendrecht, en in afgezwakte vorm zelfs voor de meeste woonkernen rond het Antwerps havengebied. De problematiek van de kerncentrale speelt op een nog hoger niveau. De havenontwikkelingen, in de eerste plaats het Deurganckdok, zullen een belangrijke visuele impact uitoefenen op Doel. Door een gerichte landschapsinrichting, met o.a. het aanplanten van bomenrijen tussen het dorp en de haventerreinen, kan deze impact evenwel sterk gereduceerd worden. De geluidswallen, nodig om de geluidsnorm van 45 dB(A) LAeq bij nacht te halen, zorgen ook voor visuele afscherming en hun eigen visuele impact kan bv. verzacht worden door een trapvormige aanleg. Zoals gezegd zijn ook los van de leefbaarheid van Doel, in het kader van duurzame ontwikkeling, een aantal maatregelen aangewezen om de milieuhinder van de haven- en industriële activiteiten tot een minimum te herleiden : bron-, procesgeïntegreerde en end-of-pipe-maatregelen om emissies te reduceren, een goed vestigings- en vergunningenbeleid, geluidsarme machines en overslagtechnieken, geen lichtverspilling,... Sociaal-economische leefbaarheid Uit de grootscheepse bevraging onder de Doelenaars, waarbij ca. 75% van de Doelse bevolking rechtstreeks bereikt kon worden, en uit de analyse van het bestaande voorzieningenapparaat kan afgeleid worden dat het dorp momenteel nog sociaal-economisch leefbaar is. De bevolkingssamenstelling is vrij evenwichtig, het voorzieningenniveau is nog vrij uitgebreid (voor een plattelandskern van die afmetingen), het verenigingsleven draait nog. De meeste mensen zijn weliswaar ingegaan op het voorstel tot vrijwillige onteigening conform het uitvoeren van het Sociaal Begeleidingsplan, maar slechts een kleine minderheid heeft effectief reeds een akkoord getekend. Echter, indien de huidige trend zich voortzet en geeri maatregelen genomen worden, zal de situatie op relatief korte termijn sterk verslechteren. Een aanzienlijk deel van de bevolking in de kem geeft te kennen zeker te willen vertrekken (bijna 45%) en slechts iets meer dan een derde wil zeker blijven. Dit heeft grote negatieve gevolgen voor het draagvlak van de voorzieningen zelf (leegloop van de school, onvoldoende cliënteel voor de middenstand, ... ), en die op zijn beurt voor het voorzieningenniveau van de overblijvers. De reeds hoge leegstand zal dramatische proporties aannemen en zorgen voor een algemene fysische verloedering van het dorp. Uit de bevraging bleek dat de havenactiviteiten zelf en de daarmee gepaard gaande milieuhinder slechts in beperkte mate een rol spelen bij de beslissing om te vertrekken. Het is vooral de onzekerheid over de toekomst van Doel die deze beslissing in de hand werkte. Door Doel opeenvolgend onleefbaar (ontwerp gewestplan met bouwstop) - leefbaar (gewestplan van 1978) - onleefbaar (studie Technum en beslissing Vlaamse regering van 20/1/1998) - misschien weer leefbaar (regeringsverklaring 1999 en nieuwe leefbaarheidsstudie) te verklaren, is Doel a.h.w. politiek onleefbaar gemaakt. In de bevraging werden tevens de drie door ons onderzochte toekomstscenario's voorgelegd. Dit leverde de merkwaardige vaststelling op dat onder scenario 0 (aanleg van het Deurganckdok, maar geen havenuitbreiding ten westen van Doel) de negatieve impact op de bevolking van Doel kleiner zou zijn (meer blijvers, minder vertrekkers) dan in de huidige toestand, zonder containerdok. Dit is te wijten aan de onzekerheidsfactor: de onzekerheid in de huidige toestand werd vervangen door een hypothetische zekerheid omtrent het voortbestaan van Doel en de grenzen van de haven, waardoor er ook minder twijfelaars zijn. De twee andere scenario's (met resp. MIDA's en een tweede containerdok ten westen van Doel) scoren veel minder gunstig en zijn qua sociale impact even negatief of negatiever dan de "huidige beslissing". Scenario 0 is het enige waarin meer dan de helft van de inwoners van de kern zegt te willen blijven, althans indien alle twijfelaars meegeteld worden. Aangezien er in de drie scenario's geen echte milieutechnische ("objectieve") bedreiging is van de leefbaarheid van Doel, hangt alles af van de sociale leefbaarheid. O.i. kan Doel ook op socio-economisch vlak leefbaar zijn en blijven. Echter, zoals reeds meerdere malen aangehaald in dit rapport is sociale leefbaaheid een proces, niet een toestand. Verschillende elementen en initiatieven kunnen dit proces beïnvloeden en versnellen of vertragen. Het is dus wederom niet een alles-of-niets vraag. Naar het stimuleren van de sociale leefbaarheid in Doel betekent dit dat er binnen budgettaire ruimtes prioriteiten dienen opgesteld te worden en gekoppeld aan deze prioriteiten initiatieven moeten ontwikkeld worden. Wij kunnen enkele meer concrete aanbevelingen nu voorlopig naar voren schuiven. Het opstellen van prioriteiten en het in kaart brengen van mogelijke oplossingen voor specifieke leefbaarheidsproblemen moet echter in de eerste plaats met de bevolking zelf gebeuren. Het is alleen langs de weg van overleg en inspraak dat men te weten kan komen welke initiatieven prioritair kunnen zijn. Prioriteiten die wij voorlopig voorstellen:
Algemeen besluit Uit de voorliggende studie blijft dat:
De beslissing omtrent Doel is echter niet alleen verbonden met de leefbaarheid van het dorp zelf maar ook met de toekomstige ontwikkeling van de Antwerpse haven. Het behoud van Doel heeft belangrijke ruimtelijke en economische consequenties voor het havengebied van het Linkerscheldeoevergebied. Het gaat hierbij niet zozeer om grondoppervlakte: de "rechthoek van Doel" (ca. 160 ha) die in alle drie de scenario's bewaard blijft, neemt minder dan 10% in van het havenuitbreidings gebied op de Linkerscheldeoever. Doel is evenwel strategisch gelegen, nl. op de nautisch meest gunstige overblijvende locatie voor de aanleg van een tweede containerdok (Saftingedok), zoals voorzien in de Principes van het Strategisch Plan. Een gunstig alternatief voor de voorziene locatie bovenop Doel is eigenlijk niet voorhanden. Het dok zoals ingetekend in Alternatief 2 in deze studie (of elk alternatief waarbij het tweede dok een zijdok zou zijn van het Deurganckdok) heeft belangrijke technische en economische nadelen t.o.v. een inplanting rechtstreeks aan de Schelde. De discussie m.b.t. Doel draait dus in feite ook rond de economische noodzaak aan en wenselijkheid van dit tweede dok. Geen enkele beslissing m.b.t. het voortbestaan, van Doel mag ten koste gaan van de leefbaarheidsgaranties (via afstands- en volumebuffers) die de andere woonkernen op Linkeroever (Kieldrecht, Verrebroek, Kallo, Prosperpolder,...) dankzij de principes van het Strategisch Plan en het ontwerp-tweede gewestplanwijziging genieten. 6.2 Aanbevelingen ingeval Doel blijft bestaan Aanbevelingen i.f.v. milleutechnische leefbaarheid Indien door de regering wordt besloten om Doel te behouden moeten een aantal milderende maatregelen worden toegepast om de leefbaarheid te garanderen. In het kader van de uitvoer van deze milderende maatregelen kunnen de volgende aanbevelingen gedaan worden:
De hierna volgende aanbevelingen hebben betrekking op de sociale leefbaarheid. Overleg met de bevolking Een eerste belangrijke stap is overleg met en informatie naar de bewoners. Zo snel mogelijk duidelijkheid scheppen via informatiebrochure en informatieavonden waar alle betrokken partijen aan meewerken is noodzakelijk. De informatieverstrekking kan langs verschillende kanalen gebeuren:
Dorpsopbouwwerker (sociaal bemiddelaar voor de blijvers) Men kan tevens een dorpsopbouwwerker installeren . Hij/Zij kan dienen als overlegpersoon tussen de inwoners en de gemeente, de haven, de werf, de exploitatiebedrijven, etc. Daarnaast dient hij/zij verantwoordelijk te zijn voor het opstellen en begeleiden van een prioritaire-stappenplan. Zo kan hij/zij specifieke werkgroepen organiseren om bepaalde leefbaarheidsproblemen te bespreken en oplossingen te suggereren. Vervolgens kan hij/zij mogelijke projecten coördineren en organiseren. Mogelijke specifieke initiatieven voor leefbaarheidsproblemen Naar de toekomst toe kunnen allerhande initiatieven genomen worden om de leefbaarheid te versterken. Niet alle initiatieven zijn noodzakelijk en dienen ook niet tegelijkertijd gerealiseerd te worden. Deze initiatieven dienen ook niet enkel ontwikkeld en gefinancieerd te worden door de overheid. Er kan samengewerkt worden met de privésector of vrijwilligers. De initiatieven kunnen enkel ontwikkeld worden in samenspraak met de bevolking. De initiatieven hebben immers een grotere slaagkans indien de bevolking zelf meedenkt over het concept en de infrastructuur meebeheert. Zo kan er ook dorpsbinding en sociale cohesie groeien. Aantrekken jonge gezinnen Uit de analyse blijkt dat in de kern een mogelijke sociaaldemografische vertekening kan optreden binnen de vier jaar Dit betekent voornamelijk dat het dorp zal verouderen en dat er relatief meer alleenstaanden zullen zijn. Vanuit deze invalshoek is het belangrijk dat er naar de toekomst toe jonge gezinnen worden aangetrokken. Om Doel aantrekkelijk te maken voor jonge gezinnen kunnen er specifieke initiatieven ontwikkeld worden met betrekking tot kinderopvang, jeugdwerk (Jeugdbeweging, eventueel geïntegreerd in de schoot van andere verenigingen, etc.) en de lokale infrastructuur die belangrijk is voor de jeugd uit te breiden of te optimaliseren (bv. ontmoetingsruimtes, sport- en recreatiemogelijkheden te optimaliseren, speelomgeving, speeltuin, enz.) Ook dient het bestaan van de school gegarandeerd te worden. Daarnaast kan er eventueel gedacht worden aan fiscale stimuli voor jonge gezinnen. Leegstand Uit de analyse bleek tevens dat er een leegstandsprobleem is. Er zal zo snel mogelijk een specifieke analyse van het probleem dienen gemaakt te worden (wie zijn de eigenaars?) en oplossingen moeten uitgedacht worden. Zo kan er gedacht worden om de leegstaande huizen en de vrijwillig onteigende huizen gedeeltelijk over te dragen aan een sociaal verhuurkantoor dat dan, in samenspraak met de bevolking, de instroom van nieuwe inwoners kan begeleiden. Vervoersafhankelijken Uit de analyse blijkt tevens dat enkele voorzieningen dreigen te verdwijnen. Voor de vervoersafhankelijken kan dit een probleem vormen. Men kan vanuit de gemeente enkele doelgroepgerichte projecten ontwikkelen. Vervoersafhankelijke bewoners zijn vooral ouderen, jongeren zonder vervoer en alleenstaanden (zonder wagen) met kinderen. Voor ouderen en alleenstaanden kan bijvoorbeeld een dorpsdienst opgericht worden in samenwerking met bijvoorbeeld OCMW-Beveren. Deze dorpsdienst kan dan een aantal vormen van dienstverlening bundelen op maat van het dorp: klusjesdienst, communicatie met alleenstaande senioren, kookmoeders, vervoerdienst, infoverstrekking, organisatie van lokale ontspanningsmogelijkheden, etc. Of men kan ook mobiliteitsproblemen oplossen door het installeren van een belbuszone, de inzet van een streektaxi (samenwerking tussen de overheid en de privé-sector) of een betere organisatie van het vrijwilligersvervoer. Aantrekkelijk maken van de woonomgeving Het wegwerken van storende elementen zoals verkrotte woningen, wooninbreiding (nieuwbouw in bebouwde dorpskern), enz. kan de woonomgeving aangenamer maken en het woningbestand verbeteren. De overheid kan samen met privépartners projecten realiseren (bijvoorbeeld herwaardering bestaande panden). Naast projecten inzake woonvernieuwing kunnen eventueel maatregelen genomen worden rond fiscale en andere stimuli om bewoners aan te trekken. De Vlaamse overheid kan hier initiatieven nemen. Tevens kan men het wonen in Doel actief gaan promoten (bijvoorbeeld naar toekomstige naburige werknemers van de bedrijven op Linkeroever). Ook kan er in deze context gedacht worden aan het blijvend ondersteunen van verenigingen die het tijdelijk moeilijk hebben door de uitstroom. Toerisme Toerisme is geen leefbaarheidsprobleem, maar een mogelijke interessante piste om een economische meerwaarde te creëren. Initiatieven met betrekking tot toerisme kunnen dan ook gebruikt worden in het kader van dorpsherwaardering. Wij hebben reeds opgemerkt bij de impactanalyse van de voorzieningen dat een deel van het voorzieningenaanbod van Doel voornamelijk afhankelijk is van het toerisme en de industrie. Het verder bestaan van deze voorzieningen is m.a.w. deels gelinkt aan de afname of groei van het toerisme. Er kunnen initiatieven genomen worden om het toerismepotentieel van Doel te versterken. Zo zijn er enkele interessante toeristische potentialiteiten in Doel. Vooreerst is er het jachthaventje waarvoor er een wachtlijst is, en wat duidelijk aantrek heeft tot buiten Doel. Ten tweede is er het wandel- en fietstoerisme in het dorp zelf en de polders. Vanaf juni 1996 begon de kerncentrale met het gratis ter beschikking te stellen van fietsen, een initiatief dat veel succes kent. In de drie onderzochte scenario's (en zeker bij Alternatief 0) blijft het polderlandschap ten noorden van Doel volledig bewaard, en Doel is en blijft het ideale vertrekpunt voor fiets- en wandeltochten in die richting. De kerncentrale zelf is een toeristische trekpleister (ca. 25.000 bezoekers perjaar). Tenslotte is er de veerdienst tussen Lillo-Liefkenshoek-Doel, die sinds 1993 opnieuw georganiseerd wordt in de zomermaanden (midden april tot begin september). 6.3 Budgetanalyse
Daarnaast zijn er de kosten gekoppeld aan het Garanderen van de milieutechnische leefbaarheid van Doel. De belangrijkste uitgavenpost daarbij is de eventuele aanleg van volumebuffers. Geïnvesteerde budgetten in Doel De gemeente Beveren verschafte ons de gegevens
over de investeringen die plaatsvonden in Doel over de periode van
1984 t.e.m_ 1999. Wij moeten hier opmerken dat de uitgaven die
door de gemeente Beveren werden gedaan de facto hoger liggen.
Omwille van boekhoudkundige redenen konden enkel de uitgaven
getraceerd worden die via de buitengewone dienst van de gemeente
gebeurden. De uitgaven voor de betoelaging van verenigingen,
klassieke onderhoudswerken aan wegen en gebouwen, sommige
vervoerskosten en personeelskosten, enz. gebeuren via de gewone
dienst van de gemeente en konden alzo niet meer worden getraceerd.
De gepresenteerde cijfers voor de gemeente Beveren zijn dus een
onderschatting van de werkelijke investeringscijfers.
Opgesplitst naar type investeringen gaat het om:
Het jaarlijkse investeringsgemiddelde bedroeg ongeveer 18 miljoen BEF. Dit bedrag geeft zoals gezegd enkel een indicatie van mogelijke werkingsmiddelen. Sociaal Begeleidingsplan en leefgemeenschappremie Op 24 juli 1998 keurde de Vlaamse regering het Sociaal Begeleidingsplan voor Doel goed. Daarbij werd de vrijwillige onteigeningsprocedure in gang gezet. De voorziene budgetten gaan uit van de onteigening tegen eind 2003 van alle woningen in Doel gelegen in toekomstig havengebied volgens het ontwerp-tweede gewestplanwijziging. Daar bovenop is er het budget voorzien voor de vrijwillige onteigening van de Doelenaars in het niet-bedreigde deel van het dorp. Alles bij elkaar gaat het om ruim 300 woningen, a rato van x miljoen BEF per woning. Het spreekt vanzelf dat indien Doel blijft bestaan, een groot deel van deze budgetten niet zal moeten aangewend worden, en kan worden gebruikt voor de financiering van maatregelen die de milieutechnische en sociale leefbaarheid kunnen verbeteren. Daarnaast voorziet het Sociaal Begeleidingsplan ook in een zgn. leefgemeenschapspremie, om het collectief verlies na de ontbinding van een ganse leefgemeenschap te compenseren ( 4.560 BEF per inwoner per gedomicilieerd jaar in Doel). Er wordt voorgesteld dat niet enkel de "vertrekkers" aanspraak kunnen maken op een leefgemeenschappremie, maar ook de "blijvers". Voor de blijvers kan dit betekenen dat het bedrag ofwel individueel besteed wordt zoals bij de vertrekkers (elk gezin kan aanspraak maken op een bepaald bedrag in functie van het aantal en de verblijfsduur van de gezinsleden), ofwel collectief. Dit laatste betekent dat er geïnvesteerd wordt in projecten die de kwaliteit van het gemeenschapsleven zullen versterken en/of het dorp opwaarderen. In ieder geval kan geconcludeerd worden dat er voldoende financiële voedingsbodem aanwezig kan zijn om dorpsopbouwprojecten op te starten en uit te voeren. Milieutechnische maatregelen De grootste potentiële uitgavenpost op milieutechnisch vlak is de aanleg van volumebuffers. We hebben een ruwe kostenraming gemaakt van de prijs per m³. Let wel dat dit een basisprijs is: er wordt verondersteld dat de gebruikte grond droog is en zich in de onmiddellijke omgeving van de werf bevindt (bv. grond die uit de dokken uitgegraven is en in de directe omgeving, bv. op de toekomstige MIDA, gestockeerd en gedroogd werd). Evenmin wordt in de prijsinschatting rekening gehouden met de bijkomende kosten gekoppeld aan het landschappelijk inkleden van de dijk (trapvormige aanleg, beplanting,... De kostprijs per uur van het benodigde materiaal en de werknemers werd als volgt ingeschat:
Per werkdag van 8 uren komt dit overeen met een kostprijs van 192.800 BF. Per werkdag kan ca. 2.000 m³ grondwerk geleverd worden, waardoor de prijs per m³ overeenkomt met 97 BF/m³. Rekening houdend met een winstmarge van 17 % bedraagt de prijs dan 115 BF/m³. Ruw geschat is de kostprijs voor een volumebuffer van 23 m hoogte (gerekend vanaf het maaiveld van de polder) rond het haventerrein met gebruikmaking van grond in de drie scenario's als volgt:
De bouw van een geluidsscherm langs een weg of spoorweg kost 10.000 à 20.000 BEF per m².. Indien ervoor geopteerd wordt om geen volumebuffer rond het haventerrein aan te leggen, stelt zich de noodzaak tot bijkomende isolatie van de woningen in Doel. Naar ruwe schatting zullen de kosten voor de aanpassing van een woning tussen de 200.000 en de 400.000 BEF liggen, afhankelijk van de bouwtechnische staat van de woning en de ligging t.o.v. havengebied. |
© 1999 Doel 2020