Werkgroep Natuurreservaten Linkeroever Waasland (WNLW) - 7.02.01

Spijkerharde Europese kritiek geen "accident de parcours" maar "perte totale" voor havenuitbreiding in Waasland.

Gisteren lekte de brief uit waarin de Europese Commissie ons land op de vingers tikt voor de schending van diverse milieurichtlijnen bij de havenuitbreidingsplannen in het Waasland. De Commissie zet daarin omstandig uiteen op welke wijze de aanleg van het Verrebroekdok, Deurganckdok en bijhorende industriële ontwikkelingszones een loopje nemen met de bepalingen van de richtlijn betreffende milieueffectenbeoordeling (MER), de Habitat- en Vogelrichtlijn.

Het Vlaams Gewest heeft volgens de Commissie nagelaten cumulatieve en grensoverschrijdende milieueffecten goed in kaart te brengen en alternatieven (ook in andere havens) grondig te bestuderen. Verder stelt de Commissie dat het groot openbaar belang van de werken niet is aangetoond, hoewel dat noodzakelijk is om een project met negatieve gevolgen voor de hier in het geding zijnde Europese habitat- en vogelrichtlijngebieden, bij ontbreken van alternatieven, toch te kunnen doorzetten. Ook de verplichte natuurcompensatie blijkt een lachertje. Volgens Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen v.z.w. (BBL) en de Werkgroep Natuurreservaten Linkeroever-Waasland (WNLW) wordt het tijd om de expansionistische havenplannen terug te schroeven en om het ecologisch passief eindelijk weg te werken.

De brief van de Commissie komt er niet zomaar. Ze komt er na een klacht van WNLW bij de Europese Commissie rond de schending van de Vogelrichtlijn door de aanleg van het Verrebroekdok. In september 1998 volgde de klacht van BBL wegens schending van de MER-richtlijn, Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn door de voorgenomen aanleg van het Deurganckdok en de zogenaamde MIDA-zones (ontwikkelingszones voor havenindustrie in de nog op te spuiten polders). De Commissie startte daarop een uitgebreid onderzoek, waarbij het Vlaams Gewest de kans kreeg zich te verweren. Dat verweer van het Vlaams Gewest was duidelijk niet overtuigend genoeg om de Commissie van haar stuk te brengen. In de brief die gisteren uitlekte – maar reeds op 18 januari aan ons land werd verstuurd – blijft de Commissie bij haar initieel geuite kritiek dat voornoemde werken een belangrijke schending inhouden van de drie geciteerde Europese milieurichtlijnen.

Milieueffectenbeoordeling: ondermaats en onvolledig
De Commissie stelt onder meer dat in de milieueffectenbeoordeling van het Deurganckdok en de MIDA-zones "geen rekening is gehouden met de cumulatieve effecten van de algemene achteruitgang van de Linkerscheldeoever als gevolg van de vele projecten in de afgelopen jaren die schadelijke gevolgen hebben voor het vogelbestand en de aldaar aangewezen speciale beschermingszone. De meest recente voorbeelden hiervan zijn de bouw van de containerkade Noord en het project voor de bouw van het "Verrebroek"-dok."

Daarbij vermeldt de Commissie ook het feit dat de effecten van de industrialisatie van de MIDA-zones niet werden onderzocht hoewel "valt te verwachten dat ze waarschijnlijk zeer ongunstige gevolgen zullen hebben voor het milieu". Ook wijst de Commissie op de ontoereikende beoordeling van de grensoverschrijdende effecten op "de speciale beschermingszones tussen Saeftinge en Vlissingen". De Commissie vermeldt terzake dat "de voorafgaande opspuiting van zones B en C met het oog op de toekomstige aanleg van industrieterreinen tot gevolg zal hebben dat 450 hectare aan leefgebied verloren zal gaan voor de in Saeftinge overwinterende vogels. (…) Hierbij moet ook nog worden vermeld dat een dergelijke beoordeling van grensoverschrijdende milieueffecten des te belangrijker is, omdat het westelijke Scheldebekken reeds veel te lijden heeft gehad van de door de Nederlandse autoriteiten ondernomen baggerwerkzaamheden in het kader van het programma voor de uitdieping van de Schelde (…)."

In tegenstelling tot de Vlaamse overheid die in haar havenbeleid een ‘salamipolitiek’ voert waarbij alle projecten los van elkaar worden beoordeeld, wijst de Commissie dus wel duidelijk op de samenhang tussen al deze infrastructuurprojecten. Op een moment dat het Havenbedrijf Antwerpen reeds een volgende – en veel verdergaande - verdieping wil doordrukken, is het duidelijk dat de Commissie helemaal nog niet klaar is met de vorige. De Commissie hierover: "Hierbij moet worden opgemerkt dat het verdrag (bedoeld wordt het Verdrag met Nederland rond de huidige verdieping) later nog wel eens zou kunnen leiden tot opmerkingen aan het adres van de bevoegde Belgische instanties, omdat de uitvoering van het verdrag kon leiden tot een inbreuk op het Gemeenschapsrecht op het gebied van natuurbehoud; de Commissie heeft reeds de aandacht van de Nederlandse autoriteiten op dit punt gevestigd."

De door de Commissie aangehaalde mankementen in de milieueffectenrapportering (geen aandacht voor cumulatieve en grensoverschrijdende effecten) doen haar het volgende besluiten: "Vanwege voornoemde nalatigheid was de bij de raadpleging van het publiek voorgelegde informatie onvolledig, zodat de raadpleging zelf als vervalst (sic) moet worden beschouwd en in strijd met artikel 6 van Richtlijn 85/337/EEG."

Als de Raad van State binnenkort het advies van de auditeur volgt en stelt dat de huidige bouwvergunning voor het Deurganckdok moet worden geschorst, onder meer omdat er geen nieuw openbaar onderzoek heeft plaatsgevonden, dan betekent dit een nieuw openbaar onderzoek slechts kan geschieden als de door de Commissie aangehaalde tekortkomingen worden weggewerkt. Dat betekent concreet dat een nieuw milieueffectenrapport moet worden opgemaakt waarin bovengenoemde nalatigheden worden ondervangen.

Alternatieven onvoldoende onderzocht
Maar niet alleen op vlak van de milieueffectenbeoordeling heeft de Commissie kritiek. Ook werden onvoldoende alternatieven onderzocht, hoewel dat nochtans verplicht is volgens de afwegingsprocedure die in de Habitatrichtlijn is voorgeschreven. De Commissie wijst zowel op een mogelijk betere benutting van andere Vlaamse zeehavens, andere uitvoeringsvarianten in het zeehavengebied Antwerpen en een rationeler ruimtegebruik. Wat de mogelijkheden in andere Vlaamse zeehavens betreft, stelt de Commissie dat "moet worden nagedacht over de benuttinggraad van de bestaande capaciteit voor containerschepen in België, met name in de haven van Zeebrugge". Wat het rationeler ruimtegebruik aangaat, stelt de Commissie dat "over het vraagstuk van het logistiek beheer van de containers geen studie is verricht waaruit blijkt dat een uitbreiding ten koste van de speciale beschermingszone werkelijk nodig was om de beschikking te krijgen over voldoende ruimte voor een passende opslag en behandeling van containers." De Commissie besluit dan ook dat "de bevoegde Belgische instantie niet de nodige maatregelen heeft genomen om zich te vergewissen van het bestaan van een alternatieve oplossing die vanuit het oogpunt van de instandhoudingdoelstellingen van de richtlijn de voorkeur verdiende."

Openbaar belang niet aangetoond en natuurverlies niet gecompenseerd
Stel nu nog dat voor de havenplannen op linkeroever geen alternatieven zouden bestaan, dan nog kunnen dergelijke plannen – die een onbetwistbare schending betekenen van de Europees beschermde gebieden – slechts doorgaan indien sprake is van "dwingende redenen van groot openbaar belang" en indien het natuurverlies wordt hersteld of gecompenseerd. Welnu, volgens de Commissie is aan beide voorwaarden duidelijk niet voldaan. Het gegoochel met heilige cijfers over te verwachten trafiekgroei – waar het Havenbedrijf van Antwerpen maar al te graag mee uitpakt – maakt duidelijk weinig indruk op de Commissie: "Voorts dient men te bedenken dat er zich na de totstandkoming van de economische prognoses met betrekking tot het betreffende project nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, die maken dat de van het project verwachte economische voordelen minder hoog worden ingeschat. De Commissie doelt hiermee op het recente besluit van Hessenatie, een zeer belangrijk containerbedrijf, om een deel van zijn activiteiten te verplaatsen naar de haven van Vlissingen. Daarnaast stelt de Commissie zich de vraag of gezien het gebruik dat wordt gemaakt van de installaties voor containerbehandeling in de haven van Zeebrugge, er wel extra capaciteit nodig is."

Ten aanzien van de noodzakelijke natuurcompensatie, is de Commissie al even kritisch. De Commissie stelt dat niet is aangetoond dat de als compensatie voorgestelde buffer rond het Verrebroekdok een terrein betreft "met kenmerken en functies die in termen van vogelbescherming minstens gelijkwaardig zijn aan die van het gedeelte van de speciale beschermingszone dat zal worden aangetast en vernietigd door de bouw van het dok." De Commissie merkt trouwens op dat in de door de Regering vastgestelde "Principes met betrekking tot het strategisch plan Linkerscheldeoevergebied" bepaalde stukken van de bufferzone, waar zich in principe het toekomstige natuurgebied moest ontwikkelen, tot zeehavengebied worden bestemd.

Van de natuurcompensatie voor het Deurganckdok laat de Commissie al helemaal niets heel. De aanduiding van de polders van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde als Vogelrichtlijngebied en de inrichting ervan als natuurlijk overstromingsgebied betekenen volgens de Commissie een ontoereikende compensatie. Ten eerste was dit gebied reeds aangewezen als habitatrichtlijngebied, zodat de Vlaamse regering hoe dan ook alle maatregelen moest nemen voor de bescherming ervan. Ten tweede voldeed dit gebied al geruime tijd aan de voorwaarden om als vogelrichtlijngebied te worden aangewezen. De Vlaams regering had volgens de Commissie het gebied als sinds 1981 als vogelrichtlijngebied moeten aanduiden. Een aanduiding nu kan geenszins gezien worden als natuurcompensatie. Ten derde merkt de Commissie op dat het gebied zich in het zoetwatergedeelte van het Schelde-estuarium bevindt, terwijl de natuurwaarden die verloren gaan bij aanleg van het Deurganckdok zich in het brakwatergedeelte bevinden zodat niet van een volwaardige compensatie kan gesproken worden. Ten slotte merkt de Commissie op "dat de maatregel inzake de inrichting van het overstromingsgebied "Kruibeke-Bazel-Rupelmonde" nog slechts in het ontwerpstadium verkeert. Volgens de Commissie kan met een compenserende maatregel pas als zodanig rekening worden gehouden, wanneer ze van kracht is of op het punt staat dat te worden in termen van instandhoudingdoelstellingen voor de vogelstand, wanneer het door de richtlijn beschermde gebied wordt aangetast. Helaas moet de Commissie vaststellen dat dit hier niet het geval is." De Commissie stelt met andere woorden dat natuurcompensatie niet mag naijlen op de infrastructuurwerken die beschermde gebieden aantasten, iets wat in Vlaanderen steevast het geval is.

Conclusie
De ingebrekestelling van de Europese Commissie kan moeilijk beschouwd worden als een "accident de parcours". De argumentatie die erin wordt ontwikkeld is zo overweldigend dat zonder drastische bijsturing van de havenplannen een bevredigend antwoord van de Vlaamse autoriteiten ondenkbaar is. Deze autoriteiten zijn er immers eerder (tijdens het vooronderzoek) ook al niet in geslaagd de Commissie van de plannen te overtuigen. Als het Vlaams gewest er al niet in slaagt het Deurganckdok van openbaar belang te verklaren en daarvoor effectieve natuurcompensatie te vinden, wat moet dat dan zijn voor de nog veel drastischer plannen voor de ontwikkeling van nieuwe havenindustrie of een tweede getijdedok in de nog onaangetaste polders van het Waasland?

De juridische gevolgen van de Europese ingebrekestelling zijn alvast niet te onderschatten. De Commissie stelt zeer duidelijk dat zij niet zal nalaten België een "met redenen omkleed advies" te sturen als de reactie van ons land (die binnen de twee maanden moet binnen zijn) onbevredigend is of te laat. Zo’n "met redenen omkleed advies" is de laatste stap die moet gezet worden voor de Commissie een bepaalde lidstaat voor het Hof van Justitie kan dagen. Dat Hof kan door middel van dwangsommen bepaalde maatregelen van ons land afdwingen.

Maar zo lang hoeft het allemaal niet te duren. De Raad van State zal zich binnen enkele weken uitspreken over de schorsing van de bouwvergunning van het Deurganckdok. Als men ernstig rekening houdt met de Europese kritiek, dan betekent dit dat men de besluitvorming rond het Deurganckdok helemaal zal moeten overdoen, met een nieuw milieueffectenrapport en een nieuw openbaar onderzoek. De verdere havenuitbreiding (waarvoor via de zogenaamde tweede gewestplan wijziging de baan is vrijgemaakt) komt helemaal op de helling. Ook daartegen lopen immers procedures bij de Raad van State waarin net die schendingen van Europese milieurichtlijnen worden aangeklaagd die nu door de Commissie worden opgelijst. De Commissie heeft m.a.w. al een groot deel van het huiswerk van de Raad van State gemaakt.

Politiek kan de Vlaamse regering niet anders dan haar havenplannen terugschroeven. In het licht van het nakend voorzitterschap van de Europese Unie kan men zich geen bijkomende Europese blamage meer veroorloven. De Europese ingebrekestelling waaruit bleek dat de wetgeving in ons land op niet minder dan 436 punten in strijd was met de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn of deze onvolledig omzette, was al triest genoeg. In de "name, fame and blame" strategie die het Europees parlement rond de omzetting van milieurichtlijnen voert (en waarbij een landenvergelijking wordt gemaakt van de mate waarin landen milieurichtlijnen omzetten) is ons land al voldoende aan de schandpaal genageld.

De Vlaamse regering heeft ook een voorbeeldfunctie te vervullen. Men kan moeilijk krachtdadig optreden tegen bouwovertredingen van particulieren, als men de eigen projecten kost wat kost blijft doordrukken en uitspraken van het hoogste rechtscollege in ons land daarbij zomaar naast zich neerlegt. Men moet eindelijk eens stoppen om containers boven de wet te plaatsen.

Het wordt tijd dat milieubelangen meewegen in de besluitvorming rond grootschalige infrastructuurprojecten. De milieubeweging verwacht alvast een drastische herziening van de megalomane uitbreidingplannen voor de haven op linkeroever. Het wordt tijd dat de haven eindelijk eens werk gaat maak van "haveninbreiding" en rationeler gaat omspringen met ruimte. De geschonden bepalingen van de Europese richtlijnen hebben direct werkende kracht. Dat betekent dat de schendig ervan voor nationale rechtbanken kan worden aangeklaagd. Als er effectief geen drastische bijsturing komt in de expansionistische havenplannen in het Waasland, zullen BBL en WNLW niet nalaten hun vorderingsrecht te gebruik om voor de rechtbank van eerste aanleg de staking te vorderen van de werken.


Voor meer informatie:
Bart Martens, BBL, 0479/27.36.17 of WNLW, Hildegarde Van den Camp, tel. 03/775.79.15